Groen is jouw redding!

Het vermogen om verschillende kleuren groen te kunnen zien was ooit van levensbelang
Op een enkeling na ziet iedereen wel het verschil tussen een rood of een groen stoplicht. Gelukkig maar, want dat is heel belangrijk voor je veiligheid. Maar zie jij ook het verschil tussen mosgroen en grasgroen? En tussen rijpe-appeltjes-groen en zure-appeltjes-groen? Het vermogen om verschillende kleuren groen te kunnen zien was ooit van levensbelang!
Sjoerd Kuyper schreef een gedichtje over alle kleuren groen. Over poep-groen en snoep-groen, over gek-groen en andijvie-met-spek-groen. Toen ik het las moest ik denken aan de verschillende kleuren groen die ik in Ierland heb gezien. Jaren geleden was ik met een studiegenoot aan het backpacken in Ierland. Liftend en lopend van dorpje naar dorpje verbaasden we ons over de enorme groenheid van dat landschap. We zetten ons tentje op in grasgroene geitenweides en sjokten door de regen langs oude stenen muurtjes met felgroen mos. Ik verbaasde me over de gelijktijdige aanwezigheid van zoveel kleuren groen. En dat wij het vermogen hebben om die kleuren groen ook allemaal te zíen! Hoe kan dat, en waarom is dat zo belangrijk?

Millennia geleden, in een tijd dat er nog geen stoplichten bestonden, was de voorouder van jouw over-over-over-overgrootmoeder in staat om gedetailleerd onderscheid te kunnen maken tussen verschillende kleuren groen. En daarom is zij destijds niet door een reuzenslang verslonden terwijl ze bessen aan het plukken was. En dáárom dus, mag jij hier op deze aardbol rondlopen. Of liften. Hoe zit dat dan precies?
Voortplanting is toch wel zo’n beetje waar het om draait in de wereld.
Onze voorouders hebben hun genen kunnen doorgeven omdat ze vindingrijk en sterk waren. En omdat ze zich goed konden aanpassen aan hun omgeving. Zoals Darwin ons liet zien: diegene die zich het beste aanpast, krijgt de beste kans zich voort te planten. En voortplanting is toch wel zo’n beetje waar het om draait in de wereld. Voor een optimale aanpassing is het noodzakelijk om een goede gezondheid hebben; krachtige spieren om hard achter een oerhert aan te kunnen rennen met een speer in je handen, een stel hersens waarmee je kunt bedenken wat te doen als het oerhert zich omdraait en achter jou aan begint te rennen, en goede ogen, waarmee je tussen het struikgewas de boom kunt zien om in te klimmen als het oerhert je niet met rust wil laten.
Ons vermogen om kleuren te onderscheiden heeft ons in de oudheid waarschijnlijk meer dan eens gered van een pijnlijke ervaring op het gewei van een hert. Of, nog erger, tussen de kaken van een sabeltandtijger. Dit geldt in het bijzonder voor de kleur groen. De mens is in staat om een grote verscheidenheid aan kleuren groen te ontwaren.
Groen was (toen) de meest aanwezige kleur in onze omgeving. Bij gevaar zochten we naar schuilplekken in het groene struikgewas en als we honger hadden speurden we naar kuddes aan de groene horizon. Of we stuurden dus oma het bos in om eten te verzamelen, zoals jouw nietsvermoedende bessenplukkende voorouder. Maar, in die tijd deelden we dat bos met vele andere roofdieren bij wie wij zelf op het menu stonden. Dus als er een grote groene hongerige slang in de groene takken hing, was het wel zo handig dat oma het verschil kon maken tussen takkengroen en slangengroen. Daarmee kon ze haar levensverwachting aanzienlijk vergroten!
Tegenwoordig hoeven we natuurlijk niet meer argwanend in de struiken te turen. En in Ierland konden we gewoon genieten van het groen zonder bang te zijn voor reuzenslangen. Onze enige zorg was het vinden van een pub en een groot glas lauw bier. En dat bleek, zelfs in het grootste, groenste groen, geen enkel probleem!